Arabisch (Arabisch: العربية) is een Semitische taal die door ongeveer 380 miljoen mensen in verschillende landen wordt gesproken. Het is tevens de taal van de Koran, het Heilige Boek van de Islam, en het wordt daarom gezien als de moedertaal van de Islamitische wereld. Het Arabische alfabet heeft 28 letters en wordt van rechts naar links geschreven. De Arabische taal is een van de rijkste talen in de wereld. Het zal je dan ook verbazen dat niet de minste “Nederlandse” woorden in beginsel Arabische woorden zijn, zoals admiraal, cijfer, giraffe et cetera.
De talen van Turkije, Noord-India, Oost-Afrika, Iberië en Iran kennen veel leenwoorden uit het Arabisch. In vele gevallen zijn er echter hervormingen aan de grammatica en of aan de betekenis van het woord. Maar al eeuwenlang heeft het Arabisch ook invloed uitgeoefend op de Europese talen, ook op het Nederlands.
Huh, gebruiken Nederlanders Arabische woorden?
Bij deze enkele van de vele mooie en verrassende Arabische leenwoorden in de Nederlandse taal.
Suiker: zoete stof, gemaakt uit suikerriet of suikerbieten. Afkomstig van het Arabische ”sukkar”, dat weer is afgeleid van het Sanskriet ”sarkarā”. In de 12de eeuw waren er de eerste Europeanen die suiker meenamen uit het Midden-Oosten. Via Italiaanse havens kwam het woord in bijvoorbeeld het Italiaans terecht als ”zuccaro”, in het Nederlands kennen we het zoete product als ”suiker”. (Arabisch: السكر)
Koffie: gemalen poeder van gebrande koffiebonen. Ontleend aan het Arabische ”qahwa”. De Arabieren kwamen in de Ethiopische provincie Kaffa in aanraking met ”koffie”. In de tijd van het Ottomaanse Rijk werd het woord in het Turks bekend. Koffie raakte in de 16de eeuw in de Europese talen bekend door verhalen van ontdekkingsreizigers. In hun benamingen noemden zij het begrip zoals het klonk, bijvoorbeeld in de 17de eeuw in het Nederlands ”cauwa”, in het Engels ”cauphe” en in het Duits ”Chaube”. (Arabisch: قهوة)
Schaakmat: stand van het schaakspel waarbij de koning en dus de partij verloren is. Het eerste deel van dit woord is ontleend aan het Perzische ”sjâh”, koning, het tweede aan het Arabische ”mât”, ”hij is gestorven, hij is dood”. Letterlijk betekent ”schaakmat”: ”de koning is dood”. Een van de vroegste vermeldingen in het Nederlands stamt uit de 17de eeuw en is aangetroffen in een tekst uit Winschoten ”schachmat”. (Arabisch: مات)
Caravan: sleurhut of aanhangwagen. Van het Arabische karawan: verplaatsbare woning. (Arabisch: كارفان)
Admiraal: bevelvoerder op zee. Een verkorting van het Arabische amīr-al-baḥr: bevelhebber op de baren, horend bij het werkwoord amara (bevelen). (Arabisch: أميرال)
Benzine: vorm van brandstof. Benzoëzuur werd vroeger gewonnen uit de hars van de benzoëboom, die onder meer voorkomt op Sumatra en Java. Deze geurige hars kreeg in het Arabisch de naam ”lubān jāwī” (Javaanse wierook), een woordcombinatie die in de 15de eeuw in het Catalaans belandde. Daar vatte men lu- op als het inheemse lidwoord lo, en liet men deze weg. Dit resulteerde in ”benjui”, dat gelatiniseerd werd tot ‘benzoë”. (Arabisch: بنزين)
Algoritme: rekenmethode of rekenrecept. Ontleend aan de naam van de wetenschapper die het algoritme heeft uitgevonden: Mohammed ibn Moesa, ”Al-Chwarizmi.” (Arabisch: خوارزمية)
Oranje: kleursoort. Afkomstig van het Perzische ”narang”, dat sinaasappel betekent. Via het Arabisch in het Spaans terechtgekomen. (Arabisch: نارانغ)
Piekeren: ingespannen denken. In Nederland beland vanuit Nederlands-Indië. ”Piekeren” is ontleend aan het Maleise en Javaanse ”pikir” (overdenking, overleg, gedachte), dat zelf weer een inheemse spraakvariant is op het Arabische woord ”fikr” (gedachte). (Arabisch: فكر)
Alcohol: destillatieproduct. Via Spaans ”alcohol” uit Arabisch ”al-kuḥl”: zeer fijn poeder van antimoon om de wimpers mee te bestrijken. Het werd in Spanje als ”al-kuhúl” uitgesproken. Vanaf de 16de eeuw werd de naam overgebracht op het destilleren van vloeistoffen en alcoholische destillaten om zo geneesmiddelen te produceren. (Arabisch: الكحول)
Safari: wildernistocht. Gaat terug op het Arabische ”safar” (behorend bij een reis). (Arabisch: سفير)
Algebra: wiskundige ontleedkunde. Oorspronkelijk betekende het medische ontleedkunde: uit Arabisch ”al-jabr”: het zetten van gebroken botten. Daarvan afgeleid: het onder één noemer brengen van breuken. (Arabisch: الجبر)
Cijfer: getalteken. Ontleend aan het Arabische ”sifr”: nul of onbetekenend. Vanaf 1500 kwamen er andere woorden voor nul (zoals zero, ook uit het Arabisch trouwens), en ging cijfer ”getalteken” of ”getal” betekenen. In het Engels is een van de betekenissen van ”cipher” nog steeds ”onbetekenend persoon”. (Arabisch: صفر)
Arsenaal: wapenhuis. Via het Arabische ”dār aṣ-ṣinā’a”: huis waar iets gemaakt wordt. In het Italiaans beland als ”arsenale”. (Arabisch: ارسنال)
Vizier: hoogwaardigheidsbekleder. Via het Arabische ”wazīr” in het Turks beland als ”vezir”: (eerste) minister. (Arabisch: وزير)
Elixer: geneeskrachtige drank. In het Arabisch ”al-iksīr”, ‘‘steen der wijzen’’, een term van alchemisten die doelde op de substantie waardoor men onedele metalen in goud kon veranderen, die tevens een middel was waardoor men alle kwalen kon genezen en het lichaam versterken en verjongen. Maar toen de alchimistische dromerijen om goud te maken fake bleken, bleef ”elixir” in gebruik om oplossingen van verschillende substanties in alcohol aan te duiden. (Arabisch: إكسير)
Giraf: herkauwend zoogdier met zeer lange hals. Van het Arabisch ”zuraf”. Vermoedelijk oorspronkelijk uit een Afrikaanse taal ontleend door Arabieren. (Arabisch: زرافة)
Mummie: gebalsemd en uitgedroogd lijk. Van het Arabische ”mūmiyā” wat juist hetzelfde betekent. (Arabisch: مومياء)
Oase: vruchtbare plek in de woestijn. Van het Arabische woord ”wāḥa”. (Arabisch: واحه)
Gitaar: zes- en soms meersnarig tokkelinstrument. Arabisch ”qītāra” (via het Grieks). Dit muziekinstrument werd uitgevonden door de Moren die meer dan 800 jaar heersten in Zuid-Spanje. (Arabisch: غيتار)
Saffraan: specerij en kleurstof uit de stampers van een krokussoort. Ontleend aan kruiden die in Europa terecht kwamen via de Arabische wereld. (Arabisch: زعفران)
Tarief: het bedrag dat voor iedere eenheid betaald moet worden. Ontleend uit het Arabisch ”taʿrīf” wat ”bekendmaking” of ”aangifte” betekent. (Arabisch: طريف)
Katoen: ontleendwollig omhulsel van de zaden van de katoenplant. Ontleend aan het Arabische ”quṭn”. (Arabisch: قطن)
Abrikoos: oranje vrucht. Ontleend van het Spaanse ”albaricoque”. De Moren heersten meer dan 800 in Zuid-Spanje en gaven de naam aan deze vrucht, die vooral hier in en in Italië groeit. (Arabisch: الباريكو)
Sorbet: ijsdrank, verfrissende vloeistof. Ontleend aan het Arabische ”šurba” wat ”drank” betekent. Ook het Nederlandse stroop is aan dit woord ontleend. (Arabisch: شربات)
Gazelle: tot de antilopen behorend dier. Ontleend aan het (Noord-Afrikaans), uit het Arabische ”ḡazēl”. (Arabisch: غزال)
Azuur: blauwe kleursoort. Via het Arabisch ”lāzuward” ontleend aan Perzisch ”Lāžward” de naam van een stad in Turkmenistan waar de lazuursteen gewonnen werd. (Arabisch: أزور)
Kabel: dik touw, dikke draad van metalen draden of nylon. Vermoedelijk afkomstig van het Arabische ”ḥabl”. (Arabisch: هابل)
Magazijn: opslagplaats. In de 13de eeuw was stond magazenum in het Latijn voor ”pakhuis” in een Algerijnse kustplaats. Het was ontleend aan het Arabische ”maḵāzin”, het meervoud van ”maḵzan”. (Arabisch: مكزان)
Luit: tokkelinstrument met peervormig achtervlak. Van het Arabische ”al-ud” wat ‘’hout’’ betekent. Het Engelse woord ”wood” (bos) is hiervan ook afgeleid. Via die weg ging het ”luit” betekenen, de voorloper van de gitaar. (Arabisch: عود)
Koepel: halfbolvormig dak. Mogelijk uit het Arabisch ”al-qubba” wat ”koepel” betekent. (Arabisch: قبة)
Stroop: dikke (zoete) kleverige vloeistof. Ontleend aan het Arabische ”šurba” wat ”drank” betekent.(Arabisch: سوربا)
Cheque: schriftelijke betalingsopdracht. Waarschijnlijk via Arabisch ”ṣakk’‘ wat ”contract’’ betekent of via het Turkse ”chek” ontleend aan het Perzische ”čāk”: ‘’schriftelijke uitspraak”. (Arabisch: ساك)
Karaf: fles met een wijde buik. Dit begrip gaat terug op het West-Arabische ”ḡarrāfa”, bij het Arabische werkwoord ”ḡarafa” wat ”uitscheppen” of’ ”uitschenken’’ betekent. (Arabisch: الغرافة)
Soebatten: aanhoudend vleiend aanspreken. Vanuit het Maleisische sobat ‘‘vriend’’ in het Nederlands beland. Het Maleise woord was afgeleid van het Arabische ”ṣuḥba”, een meervoudsvorm van ”ṣaḥib” wat ”vriend” of een afgeleide vorm die ”vriendschap’’ betekent. De betekenis is ontstaan doordat iemand die smeekte bij een ander, diegene telkens aansprak met ”sobat”. (Arabisch: صحبي)
Mokka: koffiearoma, vernoemd naar de havenstad ”Al-Muḵā” in Jemen, vanwaar uitstekende Arabische koffie werd verscheept. In meerdere talen is een speciaal soort koffie naar deze havenplaats genoemd: Frans ”moka”, Engels ”mocha” en Duits ”Mokka”. (Arabisch: موكا)
Douane: organisatie, belast met het toezicht op grensoverschrijdend goederenverkeer. Van het Arabische ”dīwān” wat ”register” of ”toldienst” betekent. (Arabisch: دولة)
Masker: gezichtsbedekking. In het verleden besmeerden toneelspelers zich met roet. Het Arabische ”masḵara” betekent ”potsenmakerij’’ en behoort bij het werkwoord ”saḵira” wat ”lachen” of ”bespotten’’ betekent. (Arabisch: المسكرة)
Matras: onderbed. Ontleend aan het Arabische ”al-maṭraḥ” wat ‘‘het zitkussen’’ of letterlijk ‘‘het neergeworpen ding’’ betekent. (Arabisch: ماترا)
Jasmijn: bloemsoort. Ontleend aan bloemen die in Europa terecht kwamen via het Midden-Oosten. (Arabisch: ياسمين)
Tonijn: vis van de familie van de makrelen. (Arabisch: تونة)
Christophe Mingels.
Dit artikel is door een vrijwilliger vertaald. Meningen of uitingen reflecteren zijn gedaan op persoonlijke titel.
Voel jij je als bekeerling tijdens ook zo “alleen”? Word dan lid van onze Facebookgroep “Bekeerlingen Bijeen”. Samen staan we sterker! Ben je de moeder, vader, broer of zus van een familielid die bekeerd is tot de Islam? Word dan lid van onze groep voor niet-moslim familieleden. Zo hopen wij dat jullie jullie moslim familielid beter leert begrijpen.